BOUWSTENEN

Op deze pagina ziet u de werkwijzen van het onderzoek naar welke bouwstenen het grootste effect hebben op de waarneming. De thema’s zijn: zicht, ritme, positie en hoogte welke individueel getoetst worden op de volgende criteria:

 - Zichtbaarheid, hierin wordt de vraag gesteld: Is de Betuweroute wel of niet zichtbaar? 

 - Herkenbaarheid, hier wordt gekeken naar de herkenbaarheid van de maatregel.

   Wanneer werkt iets wel of niet?

 - Impact hier wordt getoetst wanneer het wegbeeld interessanter/ gevarieerder wordt.  en als laatste de

 - Wisselwerking, Is het effect vanaf de andere kant vergelijkbaar?

 

De test wordt vastgelegd door middel van diverse tabellen. (zie tabel principe matrix, methodiek). Hierbij blijven de toets criteria altijd hetzelfde voor de verschillende thema's.  De verschillende thema's worden beoordeeld aan de hand van een  -, +/- of een +.  In de testresultaten ziet u cijfers staan. Een - krijgt het cijfer 1 de +/- 2 en de + het cijfer 3.  Hieruit kan er worden bepaald welk variabel binnen een thema het beste scoort. De variabel met de beste scoren wordt dan vervolgens meegenomen als uitgangspunt voor de volgende test op het volgende thema. Dit gaat als volgt: 

Als onderzocht is welke kijkhoek (thema Zicht) het meeste effect heeft op de waarneming, wordt de hoek als uitgangsbasis gebruikt voor bij de test van het ritme van de bomen. Wanneer het ideale ritme is getest kan er geschoven worden aan de positie van de plantafstand in de rij.

 

Als laatste wordt er getest of het plaatsen van het ideale grid op een verhoogd talud invloed heeft op de uitkomsten van de testresultaten, dit gebeurt doormiddel van de aanwezige grondepods in het plangebied.

 

 In verband met het tijdsbestek hebben is de focus gelegd op het onderzoeken van bomenrijen/grid. Dit in verband met onze focus op fruitbomen. De variaties zijn getoetst in de ideale situatie wat inhoud, bij gunstige weersomstandigheden met geen belemmering van het zicht.

 

De bouwstenen zijn getoetst op diverse wegdelen. Zo is er gekeken naar het effect in de restruimte van 13 tot 30 meter en in de restruimte van de afrit. Hierin zitten ook de gronddepots verwerkt.

 

Bouwstenen | Methodiek

METHODIEK

TESTMODELLEN

MEDIUM TESTTRAJECT

Zicht

1 < Negatief        Positief > 3

Ritme

1 < Negatief        Positief > 3

Positie

1 < Negatief        Positief > 3

Hoogte

AFRIT TESTTRAJECT

Zicht

1 < Negatief        Positief > 3

Ritme

1 < Negatief        Positief > 3

Positie

1 < Negatief        Positief > 3

BOUWSTENEN

Welke variabelen zijn bepalend voor de waarneming? En wat is het verschil in waarneming?

Het onderzoek is gericht op twee typen restruimtes. Er is gebleken dat de resultaten gelijk zijn.

Uit de test is gebleken dat een grid met bomenrijen in een restruimte tot 30 meter de volgende opbouw moet hebben voor een optimale waarneming van de ingreep:

De hoek van 35 graden de meeste de meeste impact op de waarneming. Hierbij worden de onderlinge rijen optimaal waar genomen. De onderlinge rij afstand binnen het grid is 20 meter. Deze afstand draagt bij aan het herkennen van zichtlijnen tussen de rijen. Een belangrijk aspect voor het herkennen van de ingreep. De optimale afstand in de rij is 10 meter. Deze afstand voorkomt dat er teveel ruimte tussen de bomen is. Hierdoor ontstaan er meerdere zichtlijnen en het gridstructuur valt hierdoor weg. Het geheel wordt als een dichte massa waargenomen.

Het grid wat ontstaan is wordt ook toegepast op de gronddepots. Hierbij is vergeleken of dezelfde resultaten worden behaald. Alle uitkomsten blijven gelden op een verhoogd talud. Er is wel spraken van een positief effect. De rijen vormen sierlijke bogen over het talud heen. Een verandering in het zicht, ritme of positie is niet nodig om de optimale combinatie voor de waarneming te behouden.

Bouwstenen | Conclusie